SV 08 Ruth

Ruth komt uit Moab in Betlehem (1:1 tot 22)

In de dagen van de richters was er een hongersnood en Elimelek, een Efratiet uit Betlehem trok met zijn vrouw Noomi en beide zonen Machlon en Kiljon, weg om als vreemdeling te vertoeven in het veld van Moab. Hier stierf Elimelek en Noomi’s zonen trouwden de Moabitische vrouwen, Orpa en Ruth, woonden daar zo’n 10 jaar en stierven toen ook. Toen vernam Noomi dat de Heere naar Zijn volk had omgezien, door brood te geven en zij keerde met haar schoondochters terug. Onderweg zei Noomi: keert terug, de Heere bewijze u liefde, zoals u die aan ons bewezen hebt en geve, dat u rust mag vinden bij een man. Toen kuste zij hen, doch zij weenden en zeiden: wij keren zeker met u terug naar uw volk. Maar Noomi zei: keert terug, al zou ik vannacht een man toebehoren en zonen baren, zou u daarop wachten, tot zij volwassen waren en daarom verhinderd worden een man toe te behoren? Neen, mijn dochters, het is voor mij veel verdrietiger dan voor u, want de hand des Heren is tegen mij uitgestrekt. Toen weenden zij opnieuw en Orpa kuste Noomi, maar Ruth klemde zich aan haar vast en Noomi zei zei: uw schoonzuster is naar haar volk en goden teruggekeerd, ga haar achterna. Maar Ruth zei: dring er niet op aan, dat ik u in de steek zou laten, want waar u gaat, zal ik gaan, uw volk is mijn volk en uw God is mijn God. Waar u zult sterven, zal ik sterven en daar begraven worden. Zo moge de Heere mij doen, ja erger, maar alleen de dood zal scheiding maken tussen mij en u. Toen zij zag, dat zij vastbesloten was, gingen zij beiden voort naar Betlehem, waar zij in het begin van de gersteoogst aankwamen. De gehele stad raakte over haar in opschudding: is dat Noomi? Maar zij zei: noemt mij niet Noomi, maar Mara, want de Almachtige heeft tegen mij heeft getuigd en mij veel kwaad en bitterheid aangedaan. Vol ben ik heengegaan, maar leeg heeft mij de Heere doen terugkeren.

Ruth ontmoet Boaz (2:1 tot 23)

Boaz, een bloedverwant van Elimelek, was een zeer vermogend man. En Ruth zei: laat mij aren lezen achter hem, die mij genegen zal zijn? En met Noomi’s goedkeuring kwam zij bij geval op het stuk land van Boaz, die uit Betlehem kwam en tot de maaiers zei: de Heere zij met u en zij zeiden: de Heere zegene u! En Boaz vroeg: bij wie behoort deze jonge vrouw? Hij antwoordde: zij is uit Moab met Noomi meegekomen en heeft gezegd: laat mij toch inzamelen achter de maaiers. En zij is bezig van de morgenstond tot nu en is iemand, die weinig thuis zit. Hierop zei Boaz tot Ruth: mijn dochter, ga niet in een ander veld, maar ga achter mijn arbeidsters aan en ik heb de knechten verboden u lastig te vallen. Hebt u dorst, drink van hetgeen de knechten scheppen. Toen wierp zij zich op haar aangezicht, boog zich ter aarde en zei: waarom betoont u mij uw gunst, hoewel ik een vreemdelinge ben? Boaz antwoordde: mij is omstandig meegedeeld wat u voor uw schoonmoeder gedaan hebt na de dood van uw man, hoe u uw vader, moeder en land hebt verlaten voor een volk, dat u tevoren niet kende. De Heere, onder wiens vleugelen u bent komen schuilen, vergelde u en uw loon valle u onverkort ten deel. Daarop zei zij: u betoont mij uw gunst, mijn heer, en vertroost mij en heeft naar het hart van uw dienstmaagd gesproken, hoewel ik niet de gelijke ben van een uwer dienstmaagden. Tijdens etenstijd zei Boaz: kom en eet van het brood en doop uw bete in de azijn en hij reikte haar geroost koren toe. Zij zat naast de maaiers, at en werd verzadigd en hield over. Boaz beval zijn knechten: ook tussen de schoven mag zij oplezen en trek opzettelijk iets uit de bundels en laat het liggen. Maak haar niet beschaamd en vaart niet ruw tegen haar uit. En zij las op tot de avond en klopte ongeveer een efa gerst uit, wat zij haar schoonmoeder bracht samen met wat zij had overgehouden, na verzadigd te zijn. Zij zei: waar hebt u gewerkt? Gezegend hij, die zijn oog op u heeft geslagen! Toen vertelde zij: ik heb vandaag gewerkt bij Boaz. Daarop zei Noomi: gezegend zij hij door de Here, die zijn goedertierenheid niet heeft onttrokken aan de levenden en de doden. Die man is één van onze lossers. En Ruth zei: hij heeft mij gezegd aan te sluiten bij zijn knechten, totdat zij gereed zijn met de gehele gerste en tarwe oogst. Toen zei Noomi: dat is goed, opdat men u op een ander veld niet lastig valt. En zij bleef wonen bij haar schoonmoeder.

Ruth en Boaz op de dorsvloer (3:1 tot 18)

Noomi zei: mijn dochter, zou ik voor u geen rust zoeken, opdat het u welga? Boaz is onze bloedverwant en hij gaat vannacht op de dorsvloer gerst wannen. Baad en zalf u en doe uw opperkleed aan en ga naar de dorsvloer, maar laat hem niets van u merken, voordat hij klaar is met eten en drinken. Als hij zich neerlegt, kom dan nader, sla zijn voetendek op en leg u neer. Hij zal u duidelijk maken, wat u doen moet. Zij deed naar alles wat haar schoonmoeder haar geboden had. Toen Boaz’ hart vrolijk was, ging hij liggen aan het uiteinde van de korenhoop. Toen kwam zij stil nader, sloeg zijn voetendek op en legde zich neer. Te middernacht schrok hij wakker en zie, daar lag een vrouw aan zijn voeteneind. En hij vroeg: wie bent u? Zij antwoordde: Ruth, uw dienstmaagd. Spreid uw vleugel uit over uw dienstmaagd, want u bent de losser. Toen zei hij: gezegend mag u zijn door de Here, mijn dochter, u hebt met uw laatste liefdedaad de eerste overtroffen, doordat u geen jonge mannen nagelopen zijt, hetzij arm of rijk. Wees niet bevreesd, ik zal alles wat u zegt voor u doen, want iedereen weet, dat u een deugdzame vrouw zijt. Er is weliswaar nog een losser, nader dan ik. Blijf vannacht hier en morgenochtend zien we of hij genegen is u te lossen, anders zal ik u lossen, zo waar de Heere leeft. In de morgen, voordat de een de ander herkennen kon, stond zij op, want hij zei: het wordt niet bekend, dat een vrouw op de dorsvloer gekomen is. Geef uw omslagdoek en houd hem op en hij legde 6 maten gerst daarin, want u moet niet met lege handen bij uw schoonmoeder komen. Bij Noomi gekomen vertelde zij alles. Toen zei deze: wacht stil af hoe de zaak uitvalt, want die man zal niet rusten, voordat hij vandaag deze zaak tot een einde heeft gebracht.

Boaz huwt Ruth (4:1 tot 17)

Boaz had zich bij de poort neergezet en riep de andere losser toen hij voorbij ging en nam 10 oudsten en zei: Noomi, die uit Moab is teruggekeerd, verkoopt het land, dat onze broeder Elimelek toebehoorde. Indien u niet wilt lossen, verklaar het mij, want er is niemand om te lossen behalve u en daarna ik. Toen zei hij: ik zal lossen. Maar Boaz zei: dan verwerft u ook Ruth, de Moabitische, vrouw van de gestorvene, om zijn naam op zijn erfdeel in stand te houden. Toen zei hij: dan kan ik het voor mij niet lossen, want ik zou mijn eigen erfdeel te gronde richten. Los u wat ik zou moeten lossen en koop het voor u? En hij trok zijn schoen uit, wat destijds in Israel gebruik was om geldigheid aan een zaak te verlenen.

Toen zei Boaz tot de oudsten en het volk: u bent getuigen, dat ik al wat Elimelek, Kiljon en Machlon heeft toebehoord, koop uit de hand van Noomi. Ook verwerf ik mij tot vrouw Ruth, de vrouw van Machlon, om zijn naam op zijn erfdeel in stand te houden. Zo zal zijn naam niet uitgeroeid worden. En zij zeiden: wij zijn getuigen. De Heere make Ruth als Rachel en Lea, die beiden het huis van Israel gebouwd hebben! Handel kloek in Efrata en maak u een naam in Betlehem. Uw huis worde als het huis van Peres, die Tamar aan Juda baarde, door het kroost dat de Heere u zal geven uit deze jonge vrouw! Toen nam Boaz Ruth tot vrouw en ging tot haar in. En de Heere schonk haar zwangerschap en zij baarde een zoon. En de vrouwen zeiden tot Noomi: geprezen zij de Heere, die het u niet laat ontbreken aan een losser. En zijn naam worde vermaard in Israel. Hij zal uw ziel verkwikken en u in uw ouderdom verzorgen, want uw geliefde schoondochter, die u meer waard is dan 7 zonen, heeft hem gebaard. En Noomi werd zijn verzorgster en de burinnen gaven hem de naam Obed, zeggende ‘aan Noomi is een zoon geboren’. Deze is de vader van Isai, de vader van David.

Davids voorgeslacht (4:18 tot 22)

Dit zijn de nakomelingen van Peres: Chesron, Ram, Amminadab, Nachson, Salma, Boaz, Obed, Isai en David.